De 1e van 2020

En natuurlijk doen we de Nieuwjaarsduik. Een beetje kleumend wachtend op het strand totdat je de zee in mag met een Unox muts op?

Heel langzaam dalen we de zwemtrap af en zwemmen we naar het strand, lopen daar wat rond en zwemmen we weer terug (bikkels als we zijn doen we dat nog wel een paar keer). Het zijn deze momenten die we koesteren want wat is nu mooier dan om zo de dag te kunnen beginnen (en niet alleen Nieuwjaar).

We hebben dan ook een ankerplek om te zoenen en dat vindt menig captain van een “rich and famous yacht” ook. Hun bij-boot wordt vooruitgestuurd (een tender van zeker 15 meter met op z’n minst 4 x 400 pk aan buitenboordmotoren !) en je ziet ze dan balen. “Daar waar zij liggen wil ik ook liggen”, maar ja, dat gaat niet want daar ligt een jachie (wij dus). En zo liggen we dan omringd door de grote jongens. Eentje van 45 meter, eentje van 55 meter, eentje van 30 (kleintje) de één nog geavanceerder dan de andere, wat zijn wij blij dat we niet groter zijn dan 45 feet. Is groot genoeg voor ons tweeën en wij zoeken zelf wel een plekkie. Wat moet je ook met al die dekken; een jacuzzi op het achterdek, een captain die het schip vaart, de nodige jongens voor het poetswerk, een kok, bedienden die je natte handdoeken achter je kont opruimen, voor 1 nacht OK maar je zou er toch gek van worden. Nee, wij zijn blij met ons bootje en de bemanning. Wie kan me dat nazeggen; head house keeping en captain (met daarboven natuurlijk de boss, dat weer wel).

Het is maar niets, zeilen zonder kluiver en we zijn dan ook blij dat we op 6 januari, zoals afgesproken vroeg in de ochtend, de zeilmaker bellen met het verzoek de kluiver op te komen halen (we zijn dan even op en neer geweest naar Spanish Wells, 40 mijl ten noordoosten van Nassau).
“Nee meneer, we zijn de eerste twee weken volledig volgeboekt dus helaas”. Nou ik dacht het niet en was ik even blij dat ik hem de mails kon sturen met de bevestiging dat we de kluiver op 6 januari  ter reparatie konden brengen. Zoals een boer met kiespijn was het dan akkoord (of we het zelf even wilden komen brengen, het ophalen zat er niet meer in) en zo ging ik voor 25 dollar per taxi naar de zeilmaker, een afstand die je zonder zeilzak lopend in nog geen 5 minuten doet.

Vanaf onze ankerplek in Nassau gaan we per dinghy naar “the placet to be”, Resort Atlantis. Zonder blikken of blozen varen we de marina in en doen alsof we er ook een plek hebben (10 dollar per foot per nacht). We parkeren de dinghy achter een 50 meter gebeuren, leggen zelf maar even vast (doen er toch maar een ketting aan ondanks alle security) en gaan aan de wandel. We knikken naar rechts, naar links, ‘’ja, we liggen hier ook” (en daar is geen woord van gelogen) en gaan op zoek naar de roofdieren tunnel, dé attractie in het park hadden we gehoord. We lopen eerst gigantisch fout (vragen aan een security man zou ook weer ongeloofwaardig kunnen overkomen) maar uiteindelijk door de lobby van het hotel en de gang van de suites met “spectacular” uitzicht op de zee komen we bij de tunnel.

Zie je ze normaliter alleen onder je door zwemmen (in elk geval dat hoop je), hier komen ze van alle kanten op je af en of ik dat nu zo plezierig vind, nou nee, ook al sta je achter glas. Ook hier is licht aan het einde van de tunnel en gaan we maar weer terug naar onze 2.40 meter dinghy. Hier hebben we niets te zoeken. Meer dan veertig restaurants, boetieks, een casino zo groot als de Grote Markt, ijssalons en wat al niet meer, het is één groot circus waar je voor veel geld een week wordt vermaakt. Zo rustig en gracieus we de marina binnen kwamen gaan we er ook maar weer uit. Zijn we even blij met ons bootje.
Een dag later kom ik per taxi (ja, het is droevig, maar je hebt geen keus) met de kluiver weer terug en kunnen we weer echt zeilen. We gaan weer als de brandweer en zijn dan ook binnen 5 uur in Highborn Cay waar we goed beschut tegen de harde (noord) oosten wind, die de komende dagen gaat waaien, het anker droppen. Vijf dagen lang liggen we zo vast als een huis. Zo hard het waait aan de loef zijde van het eiland zo rustig is het aan onze kant (alleen niet te ver de zee op willen met je dinghy ontdek ik als ik een KNRM-ejte doe en een Amerikaanse dinghy met een haperende motor terugsleep naar veilige oorden en er kon ook nog niets eens een thank you van af).

Om in één keer naar Staniel Cay te varen is te ver (of je zou vroeg op moeten staan) dus doen we weer een tussen stop in het National Park Exuma bij Shroud Cay (we waren daar ook met Jan). Nu geen autopilot die op hol slaat (zie het vorige bericht, maar wel heel toevallig de Zahree die tegelijk met ons, weliswaar vanaf de andere kant, aan komt varen) dus in de dinghy en door de mangroves naar de andere kant van het eiland. Voor mij “een blue lagoon”, en dromen over stranden op een onbewoond eiland met een mooie vrouw hoeft niet meer. Wat een natuur en meer.

Na een gezellige avond op de Zahree scheiden onze wegen . Zij naar het noorden (Nassau) wij verder zuidwaarts.
Op dit moment (zaterdag) liggen we weer achter 50 meter te zwaaien. Wat weer een wind. We liggen weliswaar beschut achter de heuvels van het eiland maar ik heb toch liever wat minder wind. Statistisch moeten we in de Bahama’s de noordelijke winden al gehad hebben maar dat is  overduidelijk nu niet het geval. Kijk ik op het 10 daagse weerrapport, dan hebben we komende woensdag weer anderhalve dag storm uit het noorden, dus zeker weer achter het anker onder de westkust van Big Major Spot (we blijven liggen, we verkassen slechts). En zo rijgen de dagen zich aaneen. Zeilen, zwemmen, onderhoud plegen, gewoon zitten en om je heen kijken, hiken als het kan en wat sightseeing voor zo ver dat lukt in de Bahama’s. Het klinkt wat negatief dat is het zeker niet. Het is alsof we in een soort flow zitten en zeker na alle mijlen die we gemaakt hebben het afgelopen jaar ook best wel lekker. Al hoewel, als we weer de Nederlandse wateren bevaren eind dit jaar hebben we er zeker weer meer dan 5000 mijlen opzitten dus aan onze (zeil) trekken komen we wel.

Even los van de winddagen is het hier fantastisch zeilen en daar genieten we echt van. Je vaart op bijna vlak water doordat je beschut onder de eilanden door vaart en dat laatste kunnen we heel goed doen vanwege onze geringe diepte (zwaard dus in, ha ha). In het begin was het af en toe wel schrikken want je ziet de bodem haarscherp (4 á 5 meter) maar als je je dan realiseert dat we op het IJsselmeer zonder blikken of blozen overal varen en de diepte op veel plaatsen heel wat minder is dan hier, dan verdwijnt de zorg en varen we overal naar toe. De echte riffen vermijden we wel hoor!

Bestaat nu de mogelijkheid in Nederland je als varkensboer uit te laten kopen, hier in Big Major Spot bij Staniel Cay zit men nog in een andere fase. Ter attractie van de toeristen die in powerboats vanuit Nassau worden aangevoerd (hoge golven met heel veel motor geluid) kun je hier varkens aaien (en voeren) en wij gaan natuurlijk ook even kijken. De varkens zijn zo geconditioneerd dat, als wij aankomen, ze allemaal blijven liggen (we hebben slechts 9 pk als geluid) maar na enig gewapper met een plastic zak komen ze ook onze kant op. We stoppen ons organisch afval in hun bek (wij blij) en hun buikjes (die toch al overvol waren) vragen weer om verder uit te buiken op het strand. Geen beter leven dan een goed leven (als varken dan) en wat de stikstof uitstoot betreft, nul komma nul.
Wij produceren wel de nodige stikstof want met de dinghy varen we naar de Thunderball Grotto, een kleine 10 minuten, vol gas, maar we worden gecompenseerd door de varkens zullen we maar zeggen. Als een volleerde 007, met aan zijn zijde zijn bondgirl, duiken we onder . . . . . de grot in, waar zich ooit een bloedstollende scene heeft afgespeeld. We hebben stront mazzel dat we er alleen zijn. Op een paar plekken komt de zon de grot binnen wat een wel heel bijzondere sfeer geeft in de grot. Fel blauw en dan weer pik zwart. De titelsong van Thunderball (Mr. kiss kiss, bang bang) denken we er maar even bij. Onoverwinnelijk als we zijn (binnenkort ben ik op Jamaica te bewonderen, “no time to die”) weten we ook weer uit het water te komen (samen) en racen we weer terug naar de Livingstone. We maken ons klaar voor een nieuw windveld dus we checken of het anker er nog goed bij ligt (yep), we strijken onze want vlaggetjes (het is maar voeringstof die in harde wind slijt als de pieten) en we steken er nog wat ketting bij. Tot donderdag weer zo vast als een huis en dan maar zien.

Zoals altijd; wordt vervolgd

 

3 Replies to “De 1e van 2020”

  1. Dank voor je berichten uit het paradijs! Weet je wel zeker dat je eind van het jaar weer op Nederlands water wilt varen? We hebben wel iets warmer weer tegenwoordig maar zo heel veel scheelt het nog niet……

  2. Wat een belevenissen weer. Maar blij zijn met het “gewone” is toch ook een speciale vorm van genieten. In Nederland laat de winter het tot nu toe helemaal afweten. De kieviten blijven lekker in Nederland (het zullen wel Deense zijn). Je hebt soms echte zwermen kieviten. De spechten ratelen alsof het legseizoen zo gaat beginnen.
    Ik ben een aantal weken aan huis gekluisterd omdat orthopedisch chirurg Brouwer mijn linkerknie heeft gerenoveerd. Ik hoop over een paar maanden weer met beide benen stevig op de grond te staan.
    Hartelijke groet uit Zuidhorn van Ans en Engbert

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *