(Fris)-drank en eten zijn 2 zeer belangrijke items aan boord van de Livingstone. Aan het eerste hebben we geen gebrek maar na een maand Cuba komt toch aardig de “bodem” in zicht van het tweede, alhoewel geen paniek, we hebben genoeg blikvoer onder de vloer, we bakken ons eigen brood, dus verhongeren doen we niet. Maar toch; omdat we dromen van een lekker stuk boerenpaté en andere lekkere verse dingen verlaten we Cuba en gaan we op weg naar the Cayman Islands.
We laten de havenmeester van Marina Hemingway (Havana) weten dat we om 10.00 uur willen vertrekken maar net als we los willen gooien begint het me toch te hozen. Het wordt een half uurtje later dat we weg varen en we bij customs een permit krijgen om naar Isla de la Juventud te varen.
Het is niet om de hoek maar er staat een mooie aflandige wind dus wat wil een mens nog meer. Zeilen dus! Maar wat we aan het doen zijn lijkt nergens op.
Afgaande op de wind heb ik de zeilen netjes getrimd en we varen op de windvaan. Het resultaat is huilen met de pet op. Na 5 uur alle kanten te zijn opgevaren (veel wind, noord, zuid, oost, dan weer uit het zuiden, weinig wind) zetten we de motor aan want we worden ingehaald door het zeegras wat overal drijft. Het enige dat wel lukte, is het maken van een overheerlijke kippensoep in de pressure cooker.
Pas in de avond gaat het lekker waaien en langzaam krijgen we de wind van achteren. De Golf van Mexico doet haar werk goed en we maken behoorlijke schuivers. We zijn dan ook een beetje jaloers als we de grote jongens (11 dekken hoog, met meer dan 3000 passagiers) voorbij zien komen op weg naar Miami of Fort Lauderdale. Er zit geen beweging in zo’n schip terwijl wij proberen de soep zonder morsen binnen te krijgen. Jaloers? Voor geen geld op zo’n ding (sorry Daniel).
Het zijn afstanden (175 mijl naar de zuidwesthoek van Cuba) en pas de volgende nacht ronden we Cabo de San Antonio en gaan we oostwaarts. Wat we de eerste dag qua afstand zijn “verloren” door onze geringe snelheid, maken we nu ruimschoots goed en onder dubbel gereefd grootzeil en slechts de kotter, varen we aan het eind van de dag – nog in daglicht – over ons eerste rif dat vlak voor Isla de la Juventud ligt. Ik vond dat best wel een beetje spannend maar we zullen uitgelachen worden door de “profs” als we vertellen dat de drempel op 6 meter lag. Nee, dan is het binnenvaren van Ensenada de los Barcos (aan de noordkant van Isla de la Juventud) waar we willen ankeren van heel andere orde. De wind doet er nog een schepje boven op en zo varen we (we stuiteren er af en toe over en het is ondertussen ook nog donker geworden) de laatste 10 mijl naar onze veilige ankerplek. Hier is de “drempel’ slechts 2,5 meter en dat in het donker. Corrie maant me wat langzamer te varen maar hoe doe je dat met een wind van meer dan 30 knopen en 2 reven in het grootzeil. Met een rotgang varen we naar binnen (het ging goed want jullie lezen dit nu) en gooien we vermoeid maar ook voldaan tegen achten het anker uit. Morgen maar zien waar we zijn terecht gekomen (zoals altijd kwamen we weer in het donker aan).
Het is hier compleet niemandsland. Ondanks de zeer harde wind (en dat blijft 6 dagen zo) liggen we als een huis. Wat wil je ook als je ankert op 3 meter diep water (zandgrond) en je steekt meer dan 40 meter ketting. We kunnen niet naar de wal en áls er een zonnetje door de wolken kruipt zitten we snel in de kuip maar om nu te spreken van Cubaans weer? Geenszins! Wind en nog eens wind, krap aan 18 graden, dus we doen weer spelletjes in de boot en is er tijd voor onderhoud. Corrie stort zich op nieuwe vlaggen en komt er achter dat er meer kennis nodig is van elektrische systemen dan dat ze nu heeft (zelfs met de uitleg van Daan (Eemshaven of all places) komen we er niet achter waarom de elektrische mastlier er mee opgehouden is; wordt dus een klusje op St Martin). Ik hou me bezig met het rvs werk (moest nodig gepoetst/gepolijst worden) en we luieren. We hebben het er super druk mee. De enige die we zien is Kokki de meeuw die even komt buurten en that’s it.
Zo langzamerhand gaan we richting de dag dat we Cuba uit moeten zijn maar in deze wind gaan we niet oostwaarts naar Cayo Largo waar we moeten uitklaren. Liggen blijven dus. We zingen Jan zijn verjaardag in, via de satelliet (hij, nu 36 jaren jong, ligt net in bed, terwijl bij ons dan de avond nog moet beginnen). Lang zal ie leven, lang zal ie leven, hoe gek kun je doen via de satelliet telefoon maar we zijn trots op hem. Op naar de volgende 36 die wij, naar we mogen hopen, niet meer mee zullen maken (Corrie zou dan 105 zijn en ik er een ietsje onder).
Na zes dagen gaat de wind wat liggen en we besluiten het verder verkennen van de zuidkust van Cuba te laten voor wat het is. Niet alleen raakt onze visumtijd op maar ook het eten en omdat we lezen dat er op the Cayman Islands grote en goede supermarkten zijn, besluiten we om die aan te doen (het uitklaren laten we maar schieten) alvorens op Jamaica aan te koersen. Het is een klein beetje om, maar te doen.
Laat dan te doen maar weg, we komen vooruit maar…………………….. Hoge golven waar we tegenin moeten. Er staat meer dan genoeg wind maar de korte golven doen de snelheid van de Livingstone regelmatig behoorlijk afnemen. Het is de kunst om voldoende druk in de zeilen te houden (dus genoeg zeil) en ook weer niet te veel, anders te veel helling. Het is buffelen. Fun dus (hum).
Op nog een halve dag varen van de Cayman Islands zien we dat het weer zich verbetert. Een afnemende oostenwind die zelfs een beetje uit de noordhoek gaat komen. Ideaal om naar Jamaica te varen. We zouden knettergek zijn als we geen gebruik maken van dit weergat en we besluiten ter plekke de Cayman Islands links te laten liggen en zo varen we aan de linkerkant het eiland voorbij. Dan maar even geen paté en andere lekkere dingen.
Het goede vooruitzicht is dat er op Jamaica ook mensen wonen dus daar zullen we ook wel de voorraad aan kunnen vullen want dat is wel echt nodig. Nog 1 ui te gaan en helemaal geen knoflook meer. Eén en al droevenis toch? Het betekent alleen dat we ons twee extra dagen opleggen maar altijd beter dan tegen een dikke 5/6 bft in te moeten boksen.
En zo vier ik mijn verjaardag op zee, . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . alleen. Na een halve dag heb ik Corrie toch maar wat hints gegeven dat het vandaag DÉ dag is en zo kwam alles weer goed.
In de vroege ochtend lopen we Jamaica aan (Montego Bay Freeport). We laten het anker vallen voor de Yacht Club en ondergaan de intake procedure. We beginnen met de dokter en als die zijn fiat heeft gegeven krijgen we te maken met de immigratie mannen (ook akkoord) en we zo eindigen bij customs. Elke keer moeten we dezelfde soort formulieren invullen met als gevolg dat ik nu zelfs de paspoortnummers uit mijn hoofd weet. Ik vraag me echt af voor wie we dit nu allemaal doen maar we doen het met een dikke glimlach (u wilt dit, OK, dan doen we dit). Na een uur en twintig minuten zijn we “erdoor” en mogen we de gele vlag laten zakken en gaat de Jamaicaanse in het want (stuurboord zijde). We horen er vanaf nu bij.
Montego Bay is een plaats met een hoog risico gehalte. De winkels sluiten daarom om 7 uur (bij donker niet op straat) en er lopen veel militairen met die grote wapens in de aanslag. De stad kent veel bendes en diefstal. Berovingen en moordpartijen komen hier veelvuldig voor, zo lezen we. Hier voor de Yacht Club merken we er niets van (de rijke buurt met hotels) en als we de stad in gaan nemen we een taxi. Voor ons voelt het alsof we door Helpman lopen maar de werkelijkheid zal zeker anders zijn. Ondertussen zijn we weer goed bevoorraad. Weliswaar nog geen paté maar met genoeg “vers” kunnen we weer een tijdje vooruit. Omdat het uitklaren op zaterdag of zondag $ 70,- kost, blijven we liggen (eindelijk tijd om de slangen van het toilet (en de pomp) – aangeschaft in Maine! – te vervangen!!) en geven we aan dat we op maandagmorgen (dan gratis) willen vertrekken. We ondergaan de uitklaringsprocedure die identiek is aan de inklaringsprocedure (op de dokter na). Exact dezelfde formulieren als bij de intake moeten worden ingevuld (i.p.v. in geef ik nu out aan) en na anderhalf uur mogen we vertrekken naar Kingston.
We besluiten langs de zuid(west) kust van Jamaica naar Kingston te varen. We zien op de weerkaarten dat we te maken krijgen met weinig wind (deze kant ligt in de luwte van het eiland i.t.t. de noordkant waar de wind (te?) veel waait), maar met de wetenschap dat er in de vroege ochtend altijd een mooi briesje staat, verlaten we, uitgeklaard voor Kingston, onze ankerplaats en gaan we op weg naar Bloody Bay, de meest westelijke ankerbaai van het eiland.
Het bovengenoemde weerbeeld klopte als een bus en zo varen we op onze derde dag al vroeg in de morgen naar Alligator Reef als ik een speedboot met grote vaart op ons af zie komen met voorop een man met een zwaaiend zwart ding.
STOP (geschreeuw), STOP (geschreeuw) en STOP, maar ja, hoe stop je zo snel, als je een heerlijke gang hebt van 6 knopen ( ik denk zelfs nog; “hoe halen ze in hun hoofd om ons te laten stoppen. Ze zien toch wel dat we aan het zeilen zijn?”). “Ze“ worden wat ongeduldig, maar ik maak ze duidelijk dat we hard bezig zijn. Ik trek eerst maar eens wat aan en roep Corrie (ze was na het vroege opstaan nog even gaan liggen). Uiteindelijk liggen we stil met de zeilen gestreken en komen de mannen aan boord (dat alles nog net binnen de territoriale wateren van Jamaica).
Ge-enterd door de militaire coastgard (die kenden we nog niet) krijgen we te maken met dezelfde formulieren die we onlangs in Montego Bay ook al hebben ingevuld. Ik geef ze nog de hint om onder de buiskap te gaan zitten maar dat wilden ze niet waardoor het wapperende carbon papier een voortdurende hindernis vormt voor een goed gelijkend duplicaat. Het invullen gaat dus langzaam, heel langzaam, terwijl we al zo’n formulier ingevuld en wel aan boord hebben (grrrrrr) maar met een dikke glimlach en nog een dikkere glimlach laten we het allemaal gebeuren.
Tenslotte moet ik nog met de mannen naar binnen. De kastjes moeten open, “open ze”, “wat zit er onder de vloer?”, “open maken!” en zo gaan we de hele boot door (het is niet “wilt u” maar “doe”). Zelfs het motorruim willen ze bekijken. Ik open de klep van de trap en ze zijn dan wat teleurgesteld en vragen; “dit is erg compact, is dit de enige manier om erbij te komen?”. Ja, is mijn antwoord want ik heb geen zin om de andere toegangen te melden met dan het risico dat ik dan beide achterhutten volgestouwd met “dingen” helemaal leeg voor ze moet maken. Na anderhalf uur zijn we er door heen en mogen we verder. De mooie bries die we hadden, pakken we niet meer op en we moeten zelfs het laatste stuk naar Alligator Reef motorren. Daar plonzen we er gelijk in (de naam doet erger vermoeden dan de werkelijkheid) en heffen we meerdere malen op de eerste van deze nieuwe maand het glas richting het noordoosten.
De geplande afstanden van ankerplaats naar ankerplaats zijn gemiddeld niet meer dan 25 mijlen, maar daar zijn we dan wel de hele dag zoet mee. De werkelijk gevaren afstand is namelijk veel meer doordat we de wind op de kop hebben en zo hard waait nu ook weer niet. Pigeon Bay (het heeft de vorm van een hoefijzer) is wel heel erg mooi (onze voor laatste ankerplaats voor Kingston). We liggen goed beschut tegen de swell en het strand is op zwemafstand. Een visser komt langs of we verse lobster willen en daar zeggen we natuurlijk geen nee tegen (slechts $5,-, te geef ). Ze hebben een andere vorm en kleur dan de Maine lobster maar jammie jammie jammie. Het is ook wat teleurstellend als de visser niet opnieuw langs komt maar we realiseren ons dat het zondag is en dan is het stil op Jamaica (behalve in de kerken) en wordt er niet gewerkt.
In alle vroegte gaan we op weg naar Kingston en laten het anker net voor de middag zakken voor de Yacht Club. Het is weer custom en immigration tijd. We klaren in en we klaren gelijk weer uit. We willen naar het meest oostelijk puntje van dit eiland ( Port Morant) waar vanuit we op weg gaan naar Puerto Rico. Columbus noemde het ,als hij zo terug voer naar Spanje, “the thorny path”. Wij gaan voor de lelietjes der dalen. Of dat zo is gegaan, zie het volgende blog
Het wachten is nu op goed weer om door te gaan naar Puerto Rico. Rechtstreeks zeker 450 mijl maar we zullen alles moeten kruisen. We liggen nu heel luxe voor de Royal Yacht Club Kingston, waar wifi is. Morgen naar Port Morant, waar vandaan we zullen vertrekken. Het waait nog aardig op zee (= te veel)





Goede vaart gewenst vanuit het Oosten! Hopelijk tot gauw! Rolf en Toos
Allereerst nog van harte gefeliciteerd natuurlijk.
En wat goed dat je zo vriendelijk blijft met die enge mannen in militaire pakken.
Dat heeft zeker met je nieuwe leeftijd te maken??
Behouden vaart maar weer en veel plezier in Puerto Rico.
Ja, ja, ook nog jarig geweest. Heb je wel taart gegeten? In ieder geval van harte !! En nog vele jaren, maar dat zit gezien die gezonde foto wel goed. Corrie ook gefeliciteerd met je man!! Nog steeds wind tegen, komen jullie nog niet in het gebied van de noord-oost passaat? Op die lobster zijn we jaloers, niet op het beest, maar op het resultaat na de moordpartij en de bereiding ter consumptie van dat heerlijks. Hou alles heel en veel groeten vanuit een koud Nederland. Rob en Nienke
Wat weer een spectaculair verhaal: storm en ondoorgrondelijke autoriteiten. Op je verjaardag heb ik je in edachten hartelijk gefeliciteerd maar daar heb je zonder gematerialiseerde versie op de mail natuurlijk niks aan. Bij delen dus nog een keer, inclusief ‘many happy returns of the day!’ Veel en grote groet Piet en Ruth
‘k Vertelde net aan Robbert dat je in de vorige eeuw altijd langs kwam nadat ik het weekend thuis-thuis was geweest om koekjes te eten die van ik van mijn moeder had meegekregen. Tegenwoordig kan ik me die zelf permitteren. Ik zou ze zelfs kunnen opsturen.
Steeds dichterbij ?
wat weer een mooie avonturen!met allemaal exotische namen,jamaica,puerto rico etc.heb ik allemaal(waarschijnlijk foutieve)beelden bij.en harde wind,gevaarlijke riffen,mini volvo ocean race….