Halifax voelt als een warme deken. De afgelopen dagen (op de Dutch Cove na) hebben we niet veel anders gezien dan niets en dan wordt het er niet warmer op. Doordat we amper wind hebben doen we zelfs een tussen stop in Sambro (ik lees terwijl we voor anker liggen in Halifax dat het de meest mistige plek is van Nova Scotia en ik laat dan maar in het midden wat wijs is; cruising guides voor- of achteraf lezen) maar net als we Halifax Traffic oproepen (vanuit Sambro een kippeneindje) breekt voor ons de zon door. Hoezo klam en geen zicht. Het is hier al dagen stralend weer.
Door Rob en Baudine worden we warm gemaakt voor het Busker festival dat hier de komende dagen plaats vindt. Straattheater met acts van all over the world. We worden letterlijk en figuurlijk bij de neus genomen (ik weet nog niet hoe het kan), we zien jongleurs met bakjes vuur allerlei capriolen uithalen, we worden ”ge-entertained” door een komiek die aan het eind van zijn act met kettingzagen (aan!) staat te jongleren alsof het drie tennisballen zijn. De dag vliegt voorbij, zeker ook door het aangename verpozen in de Irish pub met life music. We waren blij dat er ‘s avond nog een bus terug ging naar onze ankerplek. Overigens de manier om je door deze stad te verplaatsen en ook hier weer voor een appel en een ei (zo lang ze nog niet voor je gaan staan voel ik me dan de koning te rijk).
Met een heel boeiende expositie weet het Maritieme Museum ons terug in de tijd te verplaatsen en krijgen we een goed beeld van de dramatische maiden trip van de Titanic. Een schip dat nooit kon zinken dus waarom de boot volhangen met reddingsboten? Op 15 april 1912 vaart de Titanic op een ijsberg en verdwijnt het in no time onder water. Gebouwd in Belfast (North Ireland) naar nu blijkt met foutief staal (stom toevallig heeft deze werf afgelopen maand haar faillissement aangevraagd). Hoewel alles plaats vond op honderden mijlen uit de kust was Halifax de dichtst bij zijnde haven waar zowel de levenden (voornamelijk degenen die eerste klas reisden) als de doden aan land werden gebracht. De huidige begraafplaatsen in Halifax getuigen nog steeds van dit grote drama. Ook ik mopper wel eens op de vele security “troep” die we voor een godsvermogen hebben aangeschaft, maar beter mee verlegen dan om, toch? Wees gerust, we varen nog wel even door en we zijn niet van plan het ooit te gebruiken.
De voorlaatste dag dat we hier zijn doen we de stadswandeling in Darmouth, een oude plaats die aan de andere kant van de rivier ligt, recht tegenover Halifax. De planning was met het ene pontje heen, dan te lopen en met het andere pontje weer terug te varen maar helaas, eentje ging niet dus het werd wat improviseren. We waren gespitst op een bepaald gebied (altijd goed als je je hebt ingelezen) maar heel eerlijk gezegd viel dat wat tegen. We hebben wel eens een betere stadswandeling gemaakt. We moesten ons zelfs haasten om weer op tijd terug te zijn voor de bij ons aan boord geplande “pot luck”. We eten smakelijk van de door iedereen meegebrachte gerechten. Ondertussen verteld ieder van ons zijn verhalen. Doen we nog eens.
Zoals het altijd gaat met zeilers als “wij”, is er een moment van komen en een moment van gaan. We zwaaien we de Bojangels uit en we blijven, de Livingstone en de Bluenose, met ons tweeën achter.
‘s Avonds zitten we met rode oortjes te luisteren naar al het moois dat Joke en Henk de afgelopen weken hebben beleefd in New Foundland met als gevolg dat we onze plannen omgooien en besluiten om ook even die kant op te gaan. Nova Scotia doen we dan wel op de terug weg. We hebben de tijd, dus als we maar voor het invallen van de winter weer terug zijn in de US, doen we het goed, met als bijkomend voordeel dat we door deze “omme”- draai niet meer persé naar de Bahama’s hoeven vanwege het verlopen van onze visa want eind maart vliegen we naar de Filipijnen. We gaan het zien.
De Bluenose vaart ons in de vroege ochtend voorbij (we zwaaien gedag vanuit dromenland) en wij trekken in de loop van de dag het anker uit de modder en zetten koers naar New Foundland via Louisbourg. We worden daarvoor zelfs gedwongen tot een tussenstop want waaien doet het hier amper. Zeilen we nog met 8 knopen wind (vergelijkbaar met een briesje), als de wind onder de 5 knopen zakt wil het echt niet meer en varen we op de motor naar de dichtstbijzijnde baai (je hoeft hier niet lang te zoeken) en dan lig je dan moederziel alleen, af en toe vanuit het water bekeken door een zeehond.
Hoewel het anker goed pakt in Louisbourg besluiten we toch een andere plek op te zoeken. Als het anker boven komt blijkt waarom we zo goed vast lagen. Niet alleen het anker komt naar boven maar ook een meerpaal van zeker 10 meter die door ons anker mooi is omarmd. We sukkelen maar met onze buit naar een kade waar we met touwen en de toegestroomde hulp uiteindelijk de paal weten te lossen. We laten het ankeren voor wat het is (er zal nog wel meer liggen) en beleggen de lijnen van de Livingstone zo op de kade dat we het getijverschil van 1,20 meter goed kunnen opvangen.
De rijke visgronden (de zee zat vol met kabeljauw) hebben er toe geleid dat de Fransen het fort Louisbourg in de naam van de koning hebben gebouwd. Een enorm complex waar zowel het leger als de vissers hun domicilie hadden. Erg lang hebben de Fransen daar niet van kunnen profiteren want de Engelsen hebben het controleren van de zee met alles wat er in zat met geweld overgenomen en het fort zware schade toegebracht. Pas eind vorige eeuw werd alles in het werk gesteld om het zoals het vroeger was in ere te herstellen. Dat vraagt om geld (we betalen grif voor de entree) en tijd maar over een kleine 20 jaar hoopt men Louisbourg OUD weer klaar te hebben. We dolen er een middag rond en we worden vermaakt door de vele acteurs die er rondlopen. Heb je een vraag dan wordt die beantwoord vanuit de toenmalige tijdgeest. Natuurlijk krijgen deze zeelui iets mee uit de groentetuin. We lopen langs de kust weer terug naar Louisbourg.
Het oude kerkhof waar we dan langs komen spreekt me wel heel erg aan. Wat een plek. Hier zou ik wel willen liggen. Uitzicht op zee terwijl mijn geïncarneerde ik (als dolfijn) de boel in de gaten kan houden. Ter geruststelling: mijn haren worden weer regelmatig geknipt dus het is nog niet zo ver (zie hiervoor het blogbericht Colombia, dit jaar).
Na een hobbelige nacht aan de kade (je ligt toch heel wat rustiger achter je anker) gaan we op weg naar New Foundland. Het gebeurt niet vaak maar we zitten beiden wat gammel in de kuip (ik heb zelfs een pilletje nodig). Vier dimensionale golven (ik weet niet eens of dat kan) maar van opzij, van voren, van achteren en van onderen (de zee ziet eruit als wanneer je de garde uit stijfgeslagen slagroom haalt) en dat alles ook nog eens in de mist. Pas als we ver buiten de kust van Nova Scotia zijn en de koers een beetje hebben verlegd ontstaat er wat rust op het water en zeilen we zoals het behoort, weliswaar zonder zicht maar daar zijn we zo langzamerhand aan gewend geraakt. Hadden we eerst nog een e.t.a. (estamited time of arrival) van 4 uur ’s middags in de planning, door de afnemende wind varen we pas tegen 9 uur de Francois Bay binnen. Het is donker, hoe kan het ook anders, maar we zijn er. New Foundland!
Zoals altijd; wordt vervolgd





Alweer een mooi voorbeeld van pluk de dag, deze episode!
We zijn er weer helemaal bij! Fijn om jullie reis zo mee te beleven.
Lieve groet uit Tytsjerk
mooie beschrijvingen weer, heel inspirerend, Kleine correctie: de Titanic was gebouwd in Belfast (Noord-Ierland), niet Bristol (dat ligt in ZW Engeland vlakbij Wales). Overigens, het Titanic Museum in Belfast is schitterend mochten jullie nog eens die kant op komen. Je ziet de hutten op de Titanic zoals ze toen gebouwd zijn (3 klassen) en je loopt over een glazen vloer, waaronder je de zeebodem ziet met allerlei objecten die destijds verloren gingen met de ondergang van de Titanic.