Wat weer een maand

We liggen nog maar koud in bed of ik besluit om nog wat meer ketting te geven (het begint  behoorlijk te waaien). Op het moment dat ik buiten ben, en denk nu niet dat we een mega jacht hebben, waait het al zo hard dat ik uit voorzorg de motor start. En daar sta je dan als Adam. Corrie gooit me een jas toe maar of dat veel helpt? Het waait en hoost en hoe. De dinghy (met motor) waait omhoog en we slepen. Tot twee keer toe moeten we anker op (Corrie als Eva met jas) en dan opeens neemt de wind af en staan we bibberend de boel te overzien. Van 20 graden naar net plus vijf, daar word je wel koud van en met elk een kruik en elkaar komen we in bed weer een beetje op temperatuur. Bijna geraakt door een tornado, dié ervaring hadden we nog niet.

We moeten ons weer melden als we Baltimore willen verlaten en als gezag getrouwen gaan we weer met de Light-Rail naar het vliegveld. Na het afgeven van mijn paspoort mogen we een uurtje wachten en dan krijg ik de clearance papieren (voor Norfolk) zonder één woord overhandigd.
“Ik zou toch ook wel graag mijn paspoort terug willen hebben”. Even later werd die door een gleuf in het glas doorgeschoven en konden we gaan. In de trein lezen we dat we tot 1 december in de Amerikaanse wateren mogen varen. We zien wel, al heb ik met die houding wel de nodige moeite.

In de vrieskou gaan we anker op. Wat een troep ligt er op de bodem. Met alleen de ketting schoonspuiten komen we er niet en het ankerop gaan kost ons zeker een half uur (snoer + plastic en dat weer in de ketting gedraaid, zie dat er maar eens vanaf te krijgen).
Letterlijk en figuurlijk komen we op stoom want bij ons gebruikelijke toerental van de motor (2200 toeren per minuut met als gevolg een gangetje van zes knopen) komen er dikke witte rookwolken achter de boot. Wat nu weer. “Ze” stinken niet maar wat is er aan de hand. Dit hebben we nog nooit gehad. We hebben even contact met onze steun en toeverlaat Daan (tweede machinist op de grote vaart) die adviseert “gewoon doorvaren” maar er wel even naar te laten kijken (waar je al niet kinderen voor hebt). Gelukkig kunnen we al vrij snel zeilen maar om niet onnodig te motorren besluiten we in een keer door te varen naar de Fishing Creek te Annapolis om voor anker te gaan voor het huis van Ron en Nancy.

“We laten de deur voor jullie open en breng vooral je was en oh ja, er liggen handdoeken klaar voor jullie in de badkamer”. We maken dankbaar gebruik van het aanbod. Wat een huis en dan verontschuldigen ze zich dat ze maar drie slaapkamers hebben. Alles wat we kunnen wassen gaat in de machine (een onuitputtelijke trommel, we hadden de kinderen er ooit in kunnen stoppen in plaats van een bad sessie, zo groot) en ik sta ongegeneerd heel, heel lang onder de douche.
Het is een prima plek om achter het anker te liggen en andere bezoekjes af te leggen. Gemma komt ons halen (we lagen twee jaar geleden voor haar huis) en we bewonderen haar nieuwe appartement in het midden van Annapolis met uitzicht op de Spa Creek. De tijd vliegt voorbij en laat in de avond zet Gemma ons weer af.
De volgende dag brengt Nancy ons naar de Metro van Washington, even 30 minuten rijden en dus  zijn we al vroeg in de morgen in “the National Gallery”. Alleen het gebouw is al een bezoek waard maar de show wordt toch wel gestolen door de mobiles van Alexander Calder.
We lopen over de Mall naar het Vietnam Memorial. Indrukwekkend en simpel (zo moeilijk moet het WO II monument toch niet zijn in Amsterdam). Vervolgens lopen met een boog om een huis heen naar de Metro op weg naar Sid en Rebecca. We kletsen elkaar de oren van het hoofd en ook hier is het bere gezellig. We zijn alleen stil als we horizontaal liggen.
Bijna vanzelfsprekend worden we weer thuisgebracht en hebben we ’s avonds een hele leuke avond bij Ron en Nancy. De dagen schieten ons door de vingers.

In de tussentijd heb ik een afspraak kunnen regelen bij de werf in Deltaville voor een motorbeurt dus w ordt het tijd om anker op te gaan. We zien alleen voor ‘s nachts een mooie noorden wind, dus varen we tegen het eind van de dag weg uit Annapolis. Het wordt niet echt donker; het is helder (dus koud) maar het is volle maan, je kan er bijna een boek bij lezen.

De gebruikelijke dingen voor een servicebeurt worden in Deltaville gedaan en we hoeven ons geen zorgen te maken over de witte rook. Het koude weer zal daar debet aan zijn geweest. Na een stevige rekening betaald te hebben (het repareren van de windvane was toch wel een ding, maar het beweegt weer als wiegend riet) varen we op de meest koude dag tot nu toe in één keer naar Norfolk. Het is min twee, het sneeuwt af en toe en de wind blaast erg hard van achteren de kuip in. Echt zeilweer (hum), maar langer in Deltaville blijven was geen optie gelet op de windverwachtingen (zuidelijke winden, no way!)
Regelmatig krijg ik van Corrie een verse hete kruik en pas tegen de middag als het zonnetje begint te schijnen wordt het zeilen niet meer overleven maar zeilen van A naar B.
Samen met de Bluenose komen we aan bij Gary en Greta. Ondertussen hebben we al bijna 2 weken van onze maand om de USA te verlaten verbruikt. Morgen naar Custom and Border Protection (CBP) om ons te melden.

Met knikkende knieën maar ook “ze kunnen wel wat willen maar als het K weer is gaan we niet om Cape Hatteras heen” gaan we naar het CBP. “Nee hoor, ze hadden jullie een cruising permit van een jaar moeten geven in Florida”. “Wat ze in Baltimore hebben gedaan is niet juist. Het afgeven van een DECAl is niet volgens de Federal Law, maar we kunnen jullie nu geen cruising permit geven omdat jullie nu een DECAL hebben, maar voor alle duidelijkheid: als jullie er vanwege het weer of wat anders langer over doen om uit de USA wateren te komen dan is dat gepermitteerd”. We ontvangen  een formulier waar dit op staat mét haar telefoon nummer dat een toekomstige CBP officer kan bellen als hij het anders mocht zien. Wat een opluchting

De lichte nachtvorst houdt aan dus zonder kachel redden we het niet en laat nu net onze Webasto er mee op houden (vanuit veiligheidsoverwegingen heeft hij zichzelf geblokkeerd). We gaan op de stroom kabel van de Bluenose en met één van hun kachels hebben wij het ook weer heerlijk warm. Tijd om onze Heatpol (een echt kacheltje dat op diesel loopt) aan de praat te krijgen. We hebben hem 3 jaar niet gebruikt. Henk brengt de nodige expertise in de Livingstone en uiteindelijk brandt de kachel (ik kijk goed hoe het moet). We pompen de “dag”-tank vol. Volgens de informatie van de werf kunnen we daar een seizoen mee stoken dus dat gaat moeiteloos lukken want de Bahama’s met zomerse temperaturen lonken.

Omdat we te hoog zijn om onder de bruggen door te varen van de Intra Coastal Waterway moeten we buiten om. Cape Hatteras is dan een beruchte kaap waar je alleen omheen kunt met nu voor ons een noordenwind (we gaan tenslotte zuidwaarts). We nemen van iedereen afscheid op de slip, kiss kiss en ik start de motor. Niets.
We hebben strontmazzel dat al de volgende dag een monteur langs komt (wil/kan komen) en na de nodige testen constateert hij dat we een kapotte startmotor hebben. Gelukkig is in Norfolk alles te krijgen en de volgende dag werkt alles weer. En passant test hij ook nog even of we geen lekkage hebben in ons koelvloeistof systeem, maar daar is toch echt niks mis mee. We zijn er weer klaar voor en nu is het wachten op het volgende weergat om Cape Hatteras te ronden. Dus hebben we tijd om een ijshockey wedstrijd van de Admirals te bezoeken en Santa Claus in de Light Parade te begroeten. Tussendoor wordt mijn technisch vermogen behoorlijk op de proef gesteld. De Heatpol is er opeens mee opgehouden en ik kan de storing niet vinden (ik had toch echt goed gekeken) dus Henk er weer bij. Als een echte dokter wordt door hem alles langs gelopen en wat blijkt; als er geen diesel meer in de dagtank zit wordt het wel heel erg moeilijk. Een deuk in mijn technisch oplossend vermogen (het helpt dan niet dat de werf zegt dat je er een seizoen op kunt stoken) en verder maar geen commentaar hierop.

Voor de tweede keer zwaaien we Greta en Gary gedag. Met de harde noordenwind stuiven we er over en ’s nachts om 3 uur ronden we Cape Hatteras al (gemiddeld meer dan 8 knopen per uur). Daarna wordt de wind minder en als we op zeil onder de drie knopen zakken doen we de rest naar Cape Look Out op de motor. Van verre zien we de vuurtoren, met de voor ons bekende zwarte diamanten op de romp ten teken dat we noord zuid varen (zouden we oostwest hebben gevaren dan zie je de witte diamanten). Net voor zonsondergang plompen we het anker erin. We zijn helemaal alleen in deze baai. De komende twee dagen is er geen wind (tijd om te wandelen) en dan maar verder zuidwaarts.

 

Zoals altijd; wordt vervolgd

 

5 Replies to “Wat weer een maand”

  1. Hallo Jan en Corrie,
    Wat fijn dat jullie nog steeds zo genieten. Corrie van harte gefeliciteerd!
    Ik zal binnenkort weer eens een wat langere mail sturen.
    Liefs Joke en Ludo

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *